Willen we zoveel mogelijk digitaliseren, of willen we een persoonlijke dienstverlening die dichtbij onze inwoners en ondernemers staat?
Het lijkt soms wel alsof technologie ons overkomt en we met alle ontwikkelingen ‘mee moeten’. Maar dat is niet waar. Voordat je weet welke technologie je wilt inzetten, zul je een aantal bestuurlijke vragen moeten stellen. Daarna volgt pas een mogelijke keuze voor technologie.
Dubai brengt meer blauw op straat met robocops, die verdachte situaties doorgeven. Dichter bij huis vliegen drones over natuurgebieden om illegale activiteiten op te sporen. En wordt het uitgaanspubliek in Eindhoven met onder meer slimme verlichting verleid om zich vriendelijk te gedragen.
Het zijn zomaar een paar voorbeelden van technologische ontwikkelingen die we in onze steden en dorpen zien of gaan zien. Deze ontwikkelingen gaan razendsnel en we krijgen er allemaal mee te maken. Het lijkt soms alsof we hier als vanzelf in mee moeten gaan, dat we geen keuze hebben. Maar dat is niet waar. Technologie overkomt ons niet, want we kunnen zelf bepalen hoe we technologie inzetten.
Als je de discussies hoort over de digitalisering van de samenleving en de rol van de overheid daarin, dan lijkt het wel alsof er een tegenstelling bestaat tussen technologische mogelijkheden en bestuurlijke vragen. Dat wij als gemeenten ‘mee moeten’ met alle ontwikkelingen, omdat onze inwoners en ondernemers dat van ons vragen. Natuurlijk moet onze (online) dienstverlening aansluiten op de verwachtingen van mensen. En gebruiken we graag nieuwe mogelijkheden om ons beleid effectiever te maken, bijvoorbeeld met datagedreven werken. Maar laten we ons niet blindstaren op alle technologische mogelijkheden, want eerst zullen we wezenlijker vragen moeten beantwoorden.
Ik doel op de bestuurlijke en politieke vragen. Wat voor soort gemeente willen wij zijn? Wat voor soort dienstverlening past daarbij? Willen we zoveel mogelijk digitaliseren, of willen we een persoonlijke dienstverlening die dichtbij onze inwoners en ondernemers staat? Willen we een voorloper zijn qua technologie, past dat bij onze gemeente? Hoe borgen we belangrijke publieke waarden als privacy en gelijkwaardigheid? Dat zijn de wezenlijke vragen voor bestuurders, daar moeten we ons in eerste instantie mee bezighouden. Want deze vragen helpen ons om technologische mogelijkheden te beoordelen op hun nut en noodzaak voor onze gemeente, stad of dorp.
Natuurlijk moeten ook bestuurders zich verdiepen in technologische ontwikkelingen en onderzoeken er allemaal mogelijk is. Daarbij kunnen we bouwen op de kennis van onze medewerkers. We leven in een interessante tijd en ik vind het persoonlijk boeiend om te ontdekken hoe technologie ons kan helpen bij het realiseren van onze ambities. Maar die bestuurlijke vraag, die komt eerst. Door eerst die vraag te beantwoorden, kunnen we afgewogen beslissingen nemen of we bepaalde technologie gebruiken – of niet. Bijvoorbeeld of we robocops inzetten of kiezen voor meer buitengewone opsporingsambtenaren.
Arjen Gerritsen is burgemeester van Almelo.
Beste Arjen Gerritsen, ik ben het grondig eens met uw analyse. Ik lees het als een pleidooi om van een bewuste politieke en bestuurlijke afwegingen keuzen te maken rondom de inzet van technologie. Het sluit mijns inziens ook aan op het pleidooi van het Rathenau instituut om een Digitaliseringsakkoord op te stellen: een door publieke, private en maatschappelijke actoren gedragen politiek-bestuurlijk kader voor de inzet van technologie in onze samenleving.
Vanuit mijn eigen ervaring als adviseur voor diverse overheden zie ik op dit moment echter 3 knelpunten:
– in de eerste plaats is er bijzonder weinig kennis en besef bij bestuurders over wat de impact van nieuwe technologie omvat. Men blijft hangen in de discussie over de “Digitale Overheid” en de bijbehorende Generieke Digitale Infrastructuur. Dit zijn echter ouderwetse concepten, gebaseerd op de Internettechnologie van 20 jaar geleden, met het digitale loket voor burgers en bedrijven als centrale metafoor. De nieuwe metafoor is de slimme lantarenpaal, die gedreven door IoT, AI, big data, robotisering e.d. hele andere mogelijkheden biedt dan wat gemeenten gewend zijn om publieke waarde te realiseren. Men leze het huidige regeerakkoord, waarin (wederom) alle aandacht uitgaat naar de digitale overheid, maar het woord “smart city” niet voorkomt.
– in de tweede plaats is het formuleren van een politiek-bestuurlijk kader niet zonder risico. Technologie laat zich niet dwingen en dat is maar goed ook, want anders hadden we weinig innovatie gekend. Een dergelijke kader heeft al gauw de neiging om vooraf grenzen te stellen, die later onhaalbaar of ongewenst blijken. Technologiefilosoof Peter-Paul Verbeek zei het laatst in een krant treffend: wij zijn geen slaaf van de techniek, de mens bepaalt ook niet welke technologie wel of niet wordt ontwikkeld, maar de techniek is meer een verlengstuk van de mens die ook zijn moraal medieert.Vandaar liever geen ge-of verboden vooraf, maar aandacht voor bijv. het ontwerp van technologie en de ethische principes die daarin al dan niet worden meegenomen.
– in de derde plaats is het heel goed dat in Almelo, Groningen of Den Haag bewust wordt nagedacht over de impact van technologie, maar het is toch vooral op het niveau van de Europese Unie dat daadwerkelijke effectieve besluiten kunnen worden genomen. De nieuwe privacyregelgeving is daarvan een mooi voorbeeld. Wat dat betreft is het hoopgevend dat vanuit het Europees Parlement en de Europese Data Protectie Supervisor is om na te denken over digitale ethiek, bijv. bij de inzet van robots. Multilevel governance is dus van belang bij dit soort vraagstukken.
De komende tijd zullen we zien hoe de discussie over de nieuwe technologie vorm krijgt. Ik denk dat het allerbelangrijkste is dat er een voldoende sense of urgency ontstaat bij bestuurders, dat de overheid een essentiële dubbeltaak heeft bij de ontwikkeling van nieuwe technologie: 1) zorgen dat deze technologie op een aanvaardbare wijze in de samenleving landt, en 2) dat de organisatie van de overheid zelf ook mee innoveert.
Misschien lukt Gerritsen dan in Almelo wat hem in De Bilt niet lukte.
En die ‘ontdekkingstocht’ hebben we na drie decennia écht wel gehad. De problemen zijn bekend, de oplossingen óók.
Probleem is dat ‘bestuurders’ alles opnieuw willen ‘ontdekken’. Een bestuurder wil immers zijn/haar stempel drukken. Zo begint nu de hele cyclus overnieuw, de historie herhaalt zich op een iets hoger niveau. Hoewel ‘hoger’?
Zolang ‘bestuurders’ moedwillig dramatiseren met ‘robocops’ en ‘cyberattacks’, en de seminars en workshops vól zitten, bestaat er een ernstig probleem voor de burger en voor het democratisch proces.
Verder overigens geen BOA te bekennen aan de horizon.
Finkers heeft nog steeds gelijk