De invulling van de verplichtingen die de Woo met zich mee brengt vraagt nú al zo veel van de betrokken gemeentelijke functionarissen dat ook op het lokale politieke en bestuurlijke niveau signalen daarover doorklinken. Positief daaraan is natuurlijk dat voorheen weinig sexy onderwerpen als informatiebeheer en archivering op dat niveau nu echt eens gespreksthema’s worden.
Onze aanwezigheid als Woo-ambassadeurs met een eigen stand op het recente VNG-congres voorzag daarmee in een behoefte. Passerende bestuurders en raadsleden hadden onmiddellijk weinig vrolijk stemmende beelden en associaties paraat bij het onderwerp. Bij menigeen leidde dat tot de uitgesproken hoop dat het kabinet in haar standpuntbepaling over de Invoeringstoets Woo zou laten zien dat ze oog geeft voor de uitvoeringspraktijk. De rond die tijd uitgebrachte Kamerbrief van de demissionaire staatssecretaris Alexandra van Huffelen stelt wat dat betreft niet teleur.
Jammer is wel dat de vraag blijft of de voorgestelde maatregelen voldoende, en tijdig, tegemoet zullen komen aan de grote diversiteit die in gemeenten te vinden is, en die haar eigen merites heeft.
Beslag op middelen
Voor grote groepen gemeenten is het nog een onbekende zoektocht hoe men er in kan slagen de doelstellingen van de Woo te halen terwijl er zo’n groot beslag op middelen en aandacht wordt gedaan door snel toenemende aantallen passieve informatieverzoeken. Ondank het feit dat we met die categorie onder de voormalige Wob al sinds 1980 ervaring hebben opgedaan, krijgt het afhandelen van Woo-verzoeken nu in een aantal gemeenten het karakter van dweilen met de kraan open. Natuurlijk is het dan lastig om ook nog invulling te geven aan de invoering van de actieve informatiecategorieën uit de wet, terwijl ook het investeren in de informatiehuishouding (daar waar de verbeterslag zou moeten beginnen) naar de achtergrond wordt gedreven.
Rationeel is nog wel te bedenken dat met de invulling van die actieve informatievoorziening, ondersteund door goede systemen en een klantgerichte benadering, gaandeweg minder druk ontstaat. Het lijkt mij echter dat er niet alleen reactief hoeft te worden omgegaan met Woo-verzoeken, met de focus op het halen van termijnen. Wordt het niet eens tijd om wat méér het accent te leggen op de afwegingen die het lokaal bestuur zélf wil en zou moeten kunnen maken waar het gaat om de inzet van de beschikbare mensen en middelen bij het reageren op deze verzoeken? Investeren in meer communicatie met indieners of gerichte ontsluiting van informatie waar maatschappelijke behoefte aan bestaat mogen niet het sluitstuk van die afwegingen zijn.
De praktijk die hier en daar ontstaat om op alle Woo-verzoeken alle mogelijk beschikbare documenten, in welke vorm dan ook, te vergaren doet geen recht aan wat ik zie als de kern van de doelstelling van de wet: het kenbaar willen maken van alle overwegingen die hebben geleid tot een in democratisch mandaat genomen besluit. Als bijvoorbeeld het documentbegrip uit de wet langs die meetlat wordt gelegd, vallen op voorhand alle documenten af die niet hebben bijgedragen aan de overwegingen en uiteindelijke standpuntbepaling bij besluiten over de onderhavige kwesties.
Bestuurlijk ‘omdenken’
Een dergelijke wijze van selecteren van openbaar te maken documenten vraagt dan wél om politiek en bestuurlijk ‘omdenken’. Daarbij past een publieke verantwoording over de te maken keuzes en inzet van de beschikbare middelen op de prioriteiten die de gemeente kiest bij het worden van ‘open overheid’.
Ik realiseer mij dat het formeel-juridisch spannend zou kunnen worden in hoeverre zo’n benadering bij rechtsgang overeind kan blijven. Dat niet altijd alle wensen van Woo-verzoekers kunnen worden beantwoord binnen de termijnen die daarvoor staan, of met de gedetailleerdheid die men voor ogen had, wordt met een degelijke beleidsbasis een te onderbouwen consequentie. Daarvoor zou ook een rechter gevoelig kunnen zijn.
Lees ook:
Beste Bert, je geeft terecht aan dat het gaat om documenten die hebben bijgedragen aan de overwegingen en uiteindelijke standpuntbepaling bij besluiten over de onderhavige kwesties.
Als er angst is of een andere werkwijze formeel juridisch kan, dan is de oplossing om stil te staan bij welke eisen de wet- en regelgeving stelt aan zo’n besluitvormingsproces. Dan wordt dat een combinatie van Algemene beginselen van behoorlijk bestuur (ABBB uit de Awb) en de verschillende (wettelijke) verplichtingen (tegenwoordig hip de “horizontale wetgeving” genoemd).
Het doel van archivering en openbaarmaking is inzicht in het functioneren, dus in de nakoming van die eisen. Daaraan kan heel goed een algemene invulling worden gegeven via de procesinrichting. Losse documenten vullen dan aan waar de specifieke behoefte bestaat.
Met het openbaren van honderden documenten voldoet niemand aan de wet, het zorgt slechts voor een verplichting tot onderzoek aan de kant van de verzoeker. Verzoeken moet dus geen verder zoeken worden.