Jan van Ginkel, loco-provinciesecretaris van Zuid-Holland en aldaar concerndirecteur, doet veel met passie, zegt hij, maar nadenken over en aandacht vragen voor de ethische kant van ver doorgevoerde digitalisering brengt hem tot ‘vlammen van binnen’. Het is een zoektocht, complex en urgent.
Beeld: Lex Draijer/De Beeldredaktie
Voor hem op tafel liggen vier papiertjes met aantekeningen. Het liefst zou hij een monoloog houden en die dan opgetekend zien. Nu hij toch vragen moet beantwoorden kan hij dat niet zonder een uitvoerige inleiding voor het eerste antwoord. Over een andere vraag betwijfelt hij of die wel bij het onderwerp hoort. Daarbij komt dat hij zelf meer vragen dan antwoorden heeft. Helder is: uitleggen wat digitale transformatie voor de overheid impliceert, heeft iets van dansen met een korte evenwichtsstok op een dun en zeer slap koord.
De vraag wat digitale transformatie eigenlijk is noopt Van Ginkel tot een uiteenzetting over wat het niet is. Geen tsunami die op ons afkomt. Publieke organisaties moeten niet léren zich te verhouden tot een verregaand datageoriënteerde samenleving en dito bedrijfsleven, ze zitten er al middenín. Het is harde realiteit. Zie de e-tandenborstel met sensoren. Die bewaken de mondgezondheid en regelen bij onvolkomenheden bij medisch-farmaceutische zorg een remedie, die aan de deur wordt afgeleverd als je net uitgepoetst bent. “Geen sciencefiction, maar bestaande techniek.”
Digitale transformatie is ook niet alleen iets wat de creatie van publieke waarde ondersteunt (“Jargon voor goeie dingen voor de samenleving”), maar een onderwerp op zich. Het brengt nieuwe mogelijkheden en zicht op nieuwe samenwerkingspartners. “Digitalisering als zodanig heeft ook maatschappelijke meerwaarde.” En het is geen optimalisatie van bestaande processen, waarmee de meesten bezig zijn die zeggen digitaal te transformeren. “Niks mis mee, maar dat is het verbeteren van de bestaande praktijk.” Wat het wel is: “Je kijkt alleen naar data en technologie en probeert daarmee publieke waarde te realiseren. Dan krijg je een andere logica. Het is transformeren van de manier waarop je kijkt en handelt.”
Van Ginkel wijst erop dat techgiganten als Google en Facebook de potentie van data en technologie al vele jaren geleden hebben begrepen. “Data bij ons wegschrapen en daar verdienmodellen van maken.” Ook signaleert hij dat ze steeds meer het publieke domein penetreren. De een komt met een cryptomunt, de ander met een medischedatakluis, een derde bouwt een wijk, waar je geen huur overmaakt, maar met je data betaalt. Kortom: “Ze creëren een wereld, waarin ik niet wil leven. Wij hebben een democratie, met gedragen normen en waarden, en die moeten overeind blijven. Die bedrijven maken zakelijke afwegingen. De overheid moet morele afwegingen maken, over rechtvaardigheid, autonomie, vrijheid, inclusiviteit, noem maar op. Dus de digitale transformatie appelleert bij de overheid aan een hernieuwd debat: wat betekenen onze traditionele democratische waarden in een digitaal getransformeerde samenleving? Die moeten we voor een deel opnieuw uitvinden.”
Maar we hebben ze al zo lang en ze zijn gedragen. Waarom aanpassen? Het gaat dan toch om: hoe kunnen we ze overeind houden?
“Dat weet ik niet precies. Mijn eerste reactie is: laten we die waarden asjeblieft bewaren, maar de normen moeten hier en daar misschien aangepast. Het is een zoektocht. Ik roep bestuurders hartstochtelijk op om dat morele debat te voeren en er positie in te kiezen. Het is ingewikkeld, maar het niet doen betekent dat je overgeleverd bent aan de Googles van deze wereld. Dat is geen optie.”
Techbedrijven zijn al jaren bezig. Veel langer dan de overheid: “Begrijpen dat data en technologie grote impact hebben is iets van de laatste anderhalf jaar, in combinatie met het feit dat er een moreel vraagstuk aan zit. De overheid beleeft een bewustwordingsfase en die leercurve is heel steil. Wat er nog niet of nauwelijks is: digitaal getransformeerd aan de slag gaan. Het handelingsperspectief – wat hebben we nu te doen?- is nog flinterdun. We zijn zeer bewust zeer onbekwaam.”
Is er bij de overheid consensus over wat het om het lijf heeft?
Lange stilte. “Eh… ik vraag mij af of deze vraag past bij het onderwerp. Ik denk meer aan: er zijn meerdere dingen tegelijkertijd waar, het is een zoektocht met elkaar, er zijn veel onbeantwoorde vragen, er zijn vergezichten, maar hoe geef je daaraan vorm? Met elkaar die zoektocht vormgeven vind ik relevanter dan denken in termen van consensus. Dat is twee stadia verder. We zijn het er wel over eens dat dit een thema aan het worden is.”
In januari kwam Zuid-Holland met een notitie ‘Waardenvol Digitaliseren’, waarin als ambitie staat: “Alle opgaven en afdelingen hebben zicht op de (potentiële) impact van technologie in hun werkdomein en weten binnen welke processen en hoe zij dit toe willen passen.” Is dat niet een beetje veel gevraagd?
“Nee. Dat is wel het minste wat je van je organisatie mag verlangen. Daar staat gewoon dat iedereen wordt uitgenodigd om met data en technologie publieke waarde te genereren in zijn vakgebied. Ik zie inmiddels mooie voorbeelden. Wij heben het Westland, met zijn tuinbouw. En veel vrachtverkeer. We zijn ook wegbeheerder. Er komt een pilot met intelligente verkeerslichten. Als tien vrachtwagens in colonne rijden en met het verkeerslicht communiceren, krijgen ze een groene golf. Betere doorstroming, minder CO2, duidelijk publieke waarde.”
Ik voel een enorme urgentie. De impact kan ik niet sturen. De dynamiek is veel groter dan ik ben
Maar dan dringen zich direct vraagstukken van moraliteit op: “Nu komt van een zijstraat een rouwstoet. Wie gaat voor? Daar moet je met elkaar over praten. En dan in het algoritme van dat verkeerslicht je morele afweging programmeren. Ga ik nog verder: als jij een tientje betaalt, geven wij jou dan je eigen groene golf? Je buurman, die dat niet kan betalen, staat voor rood. Willen we zo’n samenleving? Dus als je zo bezig gaat stuit je direct op morele vragen. Niet abstract, niet over de autonomie van de vrije mens, maar heel concreet, hier en nu. Hoe programmeer ik een verkeerslicht?”
Of het niet veel verlangd was van Zuid-Hollandse ambtenaren omdat Van Ginkel zelf zegt meer vragen te hebben dan antwoorden. Zoals over eilandjes binnen zijn organisatie. De afdeling natuur regelt natuurdata, de afdeling mobiliteit mobiliteitsdata. “Zo dreigt nieuwe verkokering. Hoe voorkomen we dat?”
Met een datawarehouse, met deugdelijke autorisatie en logging.
“Dat zijn we inderdaad aan het doen. We hebben een datawarehouse gebouwd en staan op het punt dat met andere partners in de provincie te delen. Om die verkokering te doorbreken. Niet alleen in eigen huis, maar ook met anderen die hun data kunnen inbrengen. We werken aan een regionaal digitaal platform. En dat roept ook weer vele vragen op. Wie is eigenaar? Zijn data ook te koop? Als je het deelt met anderen, moet je dan kwaliteitseisen stellen of mogen het ook ruwe data zijn? Wat als iemand een app maakt en er gaat iets fout, wie is aansprakelijk? En wat betekent het voor mensen en organisaties? Want uiteindelijk gaat het niet over technologie of data, maar over mensen en hun gedrag. Welke impact heeft het op medewerkers, bestuurders, inwoners, op ons allemaal, op ons mens zijn? Ongelooflijk ingewikkeld.”
Het gaat niet over data en technologie, terwijl die wel vertrekpunt zijn in de nieuwe manier van kijken. Het lijkt er dan toch op dat de overheid zich moet verhouden tot wat op haar afkomt.
“Dank voor de reflectie. Ik probeer een kleine bijdrage te leveren aan het debat, maar ik realiseer me drommels goed dat wat ik nu zeg… dat ik over een jaar heel andere accenten zal leggen omdat we weer een jaar verder zijn en ik allerlei mensen heb gesproken. Ik zit zelf ook in de verandering en kan lang niet altijd erboven uitstijgen om naar die verandering te kijken. Ik doe daar wel mijn best voor, maar dat lukt me dan niet omdat ik er middenin zit. Het is dus erg complex, zal ik maar zeggen.”
Toch ziet Van Ginkel contouren van een aanpak. Met enkele gelijkgezinden is hij vorig jaar de Alleingang van de twaalf provincies (‘Iedereen deed zijn eigen ding’) gaan bestrijden en inmiddels ligt er een Interprovinciale Digitale Agenda voor de ontwikkeling van een ‘digitaal platform’.
Wat moet men zich daarbij voorstellen?
“We hebben data, we hebben technologie, algoritmes, dan bekijken we samen hoe we daarmee publieke waarde kunnen creëren. Maar pas op, Google kan dat beter. Daarom moeten wij ruimte inbouwen voor ethische vragen. Ik zeg wel eens: een digitaal platform met democratische licentie. Ik weet niet hoe het precies moet. Geen ICT-project van 100 miljoen dat te laat klaar is en te veel kost. Meer het bij elkaar brengen van wat er al is. Ik denk aan een soort stamtafel, waar mensen data uitwisselen en bespreken wat ze met elkaar willen bereiken. Niet iets technisch, maar iets met mensen. Het is sociale innovatie.”
Maar dat veronderstelt dat de belangen aan die stamtafel overeen komen, wat niet het geval zal zijn.
Van Ginkel reageert met ‘twee dingen, die haaks op elkaar staan’. In Zaanstad, waar hij gemeentesecretaris was, bestond een stamtafel, waar degenen die belang hadden bij bepaalde initiatieven op konden intekenen. Dan ging zo’n subgroepje daarmee aan de slag. Dat afbakenen werkte, zegt hij. En: “Tegelijkertijd zie je dat iedereen bij iedereen wil aanhaken. Inmiddels is er een wanordelijke kluwen van samenwerkingen. We moeten dat ordenen. Alles met alles verbinden werkt niet, maar je hebt verbindingen wel nodig. We moeten een balans vinden.”
Hij benadrukt nog eens de noodzaak van bestuurlijke inzet en richting geven. Intussen werkt hij aan een ‘concrete en praktische ethische code’. Eigenlijk een verkeerde term, omdat die geen antwoorden geeft, maar juist vragen op een rijtje zet. Deze formuleren en beantwoorden, realiseert hij zich, kost tijd.
Wat is de planning?
“Ik voel een enorme urgentie. Probeer te stimuleren, faciliteren, inspireren. De impact kan ik niet sturen. De dynamiek is veel groter dan ik ben.”
Intussen worden we ingehaald door de Googles van deze wereld?
Licht zorgelijke blik. “Dynamiek is moeilijk stuurbaar. En sturen is nog geen grip hebben. Er is nog veel onbekend. Daarom zeg ik: het is enorm urgent.”
Dit artikel staat ook in iBestuur magazine 32
Van bestuurders van grote organisaties worden nieuwe competenties gevraagd.
Het bijsturen gaat niet meer alsof het een mammoet-tanker is waarbij er steeds gewacht moet worden op de resultaten van een ( vaak extern ) onderzoeksbureau.
Het wordt van belang om veel sneller te acteren, meer zoals in een speedboot.
Met ETL-dashboards zien ze nu realtime-KPI’s die, na een goede interpretatie, vaak om een directe actie vragen.
Immers, als je NU ziet dat er in jouw organisatie iets duidelijk verkeerd loopt, mag je het bijsturen niet maanden uitstellen.
Kleine ondernemers sturen bij op gevoel, grote ondernemingen hebben daarvoor nu BIGDATA…