Nieuws

Transitie naar de digitale samenleving

Nieuwe techniek heeft impact op vrijwel alle aspecten van de samenleving. Nathan Ducastel, beleidsdirecteur Informatiesamenleving bij de VNG, vindt dat de politiek bestuurlijke dialoog over de digitale transitie nog onvoldoende wordt gevoerd. De wil is er wel, ziet hij. “Ze willen het graag over die onderwerpen hebben, maar politici en bestuurders weten vaak nog niet hoe.”

Nathan Ducastel: “Zijn we in staat een vuist te maken tegen de grote technologie giganten?” Beeld: De Beeldredaktie

Binnen de Vereniging van Nederlandse Gemeenten hebben de discussies en de vragen die men zich stelt de laatste jaren een ander karakter gekregen, vertelt Ducastel. “Tot anderhalf jaar richtten we ons vooral op de digitale overheid: hoe kunnen we goede digitale diensten aanbieden aan burgers en bedrijven? Dat perspectief veranderde na het uitkomen van het rapport ‘Maak waar! van de studiegroep Informatiesamenleving en Overheid.” Dat rapport gaat over de bredere impact van digitalisering op de samenleving en bepleit dat de overheid een fundamenteel andere omgang met digitalisering moet ontwikkelen.

”Digitalisering heeft op alle gebieden impact op de samenleving, denk bijvoorbeeld aan fake news.” Een belangrijke boodschap in ‘Maak waar!’ is dat digitalisering een onderwerp is dat in de board room thuishoort. De gesprekken over de informatiesamenleving zijn echter nog ingewikkeld om te voeren, ziet Ducastel. “Bestuurders willen het graag over deze onderwerpen hebben, maar weten nog niet hoe. Belangrijke vraag voor ons allemaal is hoe we kunnen we zorgen dat het verschil duidelijk wordt tussen de problemen die de Belastingdienst heeft met legacysystemen en de inzet van kunstmatige intelligentie (AI) om mensen uit de schulden te kunnen houden. Dat zijn fundamenteel andere onderwerpen die nu vaak door elkaar heenlopen in gesprekken.”

Structuur in het gesprek

De VNG heeft twee jaar de Commissie Informatiesamenleving in het leven geroepen. “Die commissie heeft zowel de gezamenlijke aanpak bij digitalisering van de uitvoering in portefeuille, maar ook fake news en andere ontwikkelingen in de informatiesamenleving.” Om het vraagstuk te structureren splitst Ducastel het digitaliseringsvraagstuk op in drie delen. “Mogelijk maken, dan hebben we het over de basisregistraties, standaarden en voorzieningen. Een ander onderdeel is kansen pakken: hoe kunnen we processen die we hebben beter en makkelijker maken? Daarbij kom je altijd op dilemma’s uit: aan de ene kant de kwaliteit van dienstverlening, en aan de andere kant privacy en veiligheid. De Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) biedt een wettelijk kader om daarover met elkaar het gesprek te voeren.” Als derde terrein ziet hij ‘besturen in samenhang’. “Wat heeft digitalisering voor impact op de waarden die we hoog achten in onze samenleving? Solidariteit is een voorbeeld van een waarde die door digitalisering op de proef wordt gesteld. Zo betalen hoger opgeleiden soms minder verzekeringspremie. Juist over deze thema’s moet het politiek-bestuurlijke gesprek gevoerd worden.”

Lef tonen?

Aan de hand van een aantal stellingen gaat hij in gesprek met de zaal over verschillende vraagstukken rond de digitale transitie. De eerste casus. “Ik wil wijkgericht werken en daarbij gebruikmaken van data uit verschillende bronnen en moderne technologieën. Dat biedt mogelijkheden om maatschappelijke problemen en kansen in een vroeg stadium te onderkennen en proactief te sturen op vele terreinen in de buurt (veiligheid, sociaal, ruimtelijke ordening, economisch). Tegelijkertijd word ik geremd door de regelgeving rondom privacy en doelbinding. Moet ik lef tonen – en de kans lopen dat ik bestraft word – of risico mijden met de kans dat oplossingen voor maatschappelijke problemen onbenut blijven?“

De meningen lopen uiteen. “Extreem veel lef tonen”, zegt één van de aanwezigen. “Ga aan de slag, bespreek pijnpunten, weet waar je risico’s loopt. En natuurlijk vertel je ook je bestuurder waar je mee bezig bent.” “We blijven altijd nog ver van de grens”, is een andere ervaring. “Terwijl experimenten laten zien waar die grens eigenlijk is. Samenwerking biedt mogelijkheden. We werken samen met universiteiten en politie, die mogen op sommige terreinen meer dan wij.”

“Wie is er wel eens over de grens gegaan”, vraagt Ducastel? Verschillende vingers gaan omhoog. “Wij hebben GPS-tracking ingezet om mensen zo lang mogelijk thuis te kunnen laten wonen, met medeweten van alle stakeholders. Het was echt een leeromgeving. Dit experiment was politiek-bestuurlijk geaccordeerd, er zijn zelfs subsidies voor dit type experimenten.” Een andere deelnemer vertelt over een project met risicogerichte inspecties, aan de hand van uitingen op social media. “Dat is gestopt vanwege juridische en privacybezwaren.” “De grens van wat wel en niet mag is verschoven, merkt een aanwezige softwareontwikkelaar op. “Vroeger haalde ik testdata gewoon bij de gemeente. Dat kan nu echt niet meer.”

Hoe versnellen?

De tweede casus. “Tech-bedrijven als Coolblue en Bol.com kunnen enorm tempo maken met innovatie, technologie en digitalisering. De ontwikkeling van de digitale overheid is gehouden aan het democratisch besluitvormingsproces en kan dus minder hard gaan. De kloof lijkt alsmaar groter te worden, waardoor de positie van de overheid onder druk komt te staan. Hoe kan ik het innovatie- en vernieuwingsproces bij de overheid versnellen en tegelijkertijd het democratische besluitvormingsproces respecteren?“

“Het is verstandig om burgers duidelijk te maken dat klant zijn van Coolblue of Bol.com iets wezenlijks anders is dan de verhouding tussen overheid en burgers”, is een reactie. Een deelnemer uit het bedrijfsleven ziet niet echt een kloof: “Wij helpen de overheid en de zorg de ruimte te zoeken. Besluitvorming is daarbij altijd leidend. En dat is goed: je moet weten wat je doet, wat je ermee wilt bereiken en welke risico’s je loopt.”

Een overheidsdeelnemer ziet dat er sowieso meer ruimte is dan velen denken. “Veel van wat we doen ligt wettelijk vast, de meeste innovaties kunnen binnen de bestaande regels. En waar een wil is zijn altijd wegen.” Een reactie daarop: “Het ei van Columbus is samenwerking. Er zijn altijd koplopers. Daar kunnen de anderen weer van profiteren.” Met de constatering uit de zaal dat juist publiek -private samenwerking mogelijkheden biedt om te versnellen, is Ducastel het mee eens. “Juist die combinatie van kennis en kunde vanuit publiek en privaat zijn nodig om de volgende stap te kunnen maken.” Een leverancier reageert daarop:” Opdrachten die bij ons binnenkomen bevatten nauwelijks woorden als innovatie en vernieuwing. Vaak zijn het ja/nee invulvakjes.” Er zijn dus zeker mogelijkheden om te versnellen, is dan een logische conclusie.

Wake-up call

De derde en laatste casus kent de titel ‘Duiden en reflecteren in de informatiesamenleving’. “Bestuurders en politici zijn traditioneel de hoeder van samenleving en publieke waarden, de rol van het openbaar bestuur en de democratische rechtstaat. De technologische ontwikkelingen gaan zo snel dat het de vraag is of we echt kunnen overzien hoe de samenleving er morgen uitziet en welke acties nu de juiste zijn. Toch komt het publieke debat over de verandering van de samenleving als gevolg van technologie moeilijk op gang. Terwijl er wel iets te kiezen valt. Maak ik me te druk over de impact van dit onderwerp of zijn onze bestuurders en politici naïef? Moet het politieke debat gevoerd worden of komt het vanzelf wel goed?”, is de vraag van Ducastel.

“Er is een kanteling in het publieke debat nodig. Die kent nog steeds de modus wat mag wel, en wat niet. Beter is een beschermingslaag te creëren. Wat willen we beschermen? Privacy, kwetsbare inwoners? Het vraagt om een ander type wetgeving omdat het gaat om een dynamiek waar je geen regulering op kunt toepassen.”

Ducastel vraagt zich af: “Zijn we in staat een vuist te maken tegen de grote technologie giganten?” De zaal reageert dat de schaal van gemeenten, provincies en zelfs het Rijk daarvoor vaak te klein is.” Ducastel schetst een soort race: “Tussen hoe snel de technologische ontwikkelingen gaan en hoe snel wij leren het gesprek erover te voeren.” Het incident met Cambridge Analytica, waarbij de gegevens van miljoenen Facebook-gebruikers illegaal gebruikt werden ten behoeve van de Trump-campagne in 2016, zou wat hem betreft een wake-up call moeten zijn voor welke mogelijkheden we nu met z’n allen creëren. “We staan pas aan het begin van deze ontwikkelingen.”

Moeten we digitale grondrechten verankeren in de grondwet, vraagt Ducastel aan het publiek. Tien mensen zijn het daarmee eens. “Het recht om vergeten te worden is inmiddels geregeld. ” Vooral informatierechten worden daarnaast belangrijk gevonden. Ducastel sluit af met een voorbeeld van de Amerikaanse staat San Francisco, dat zich beperkingen heeft opgelegd op het gebruik van gezichtsherkenningstechnologie. “Omdat ze geen veiligheidsstaat, maar een veilige staat willen zijn.” Daar heeft blijkbaar een effectief bestuurlijk gesprek plaatsgevonden.

Plaats een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Registreren