Het streven is een betere wereld. Dat vraagt om fundamentele stappen met een centrale plaats voor het ecosysteem.
Begin deze maand werd het Nationaal Groei Fonds gepresenteerd door onze ministers Hoekstra en Wiebes. In de volksmond ook wel het ‘Wopke Wiebes fonds’.
Het doel van het fonds is dat we het stráks beter hebben. Zodat ook onze kinderen nog in een aangenaam land leven. Want om onze welvaart op langere termijn te kunnen behouden en te vergroten, moet de economie anders groeien. Dáárom dat we manieren moeten vinden om ook bij een veranderende wereld productief te zijn.
Bakens verzetten
Want als je de verwachte economische groei van de komende jaren afzet tegen wat er nodig is voor collectieve voorzieningen als zorg, onderwijs of de krijgsmacht, dan zie je dat bijna elke euro die we straks extra verdienen daar naartoe moet. Huishoudens houden amper iets extra’s over. Dus moeten we zorgen dat we als land meer verdienen, maar vooral op een andere manier. Daar komt bij: we willen al onze mooie voorzieningen behouden. Want natuurlijk wil iedereen veilige straten en goede zorg. Ook voor onze volgende generaties. Maar door de vergrijzing zal de druk op de voorzieningen toenemen, terwijl er minder mensen aan het werk zijn. En dan zitten we ook nog eens in een wereld die razendsnel verandert. Kort en goed: tijd om de bakens te verzetten.
Pleisters plakken
Inspirerende ambities! Absoluut. Maar dat betekent nét iets meer dan korte termijn sturing en micromanagement. Of pleisters plakken. Want dit vraagt om fundamentele stappen, met een centrale plaats voor het ecosysteem. ‘Think big, start small and act now’, zoals de baas van Port of Rotterdam dat recent zo kernachtig verwoordde. Niet bedacht in een glimmende Haagse toren, maar gefikst in cocreatie met de denkkracht vanuit professionals die alle 4 de O’s (overheden, ondernemers, onderwijs- en kennisinstellingen en omgeving) vertegenwoordigen. Om zo met elkaar te werken aan een sluitende collectieve valuecase waarin het gedeelde hogere doel wordt gecombineerd met het individuele belang. Acterend vanuit een enthousiaste coalition of the willing (waarin zowel publieke als private partijen actief participeren) om zo de eerste stappen te gaan zetten. Ingewikkeld: zeker en vast! Onmogelijk: dacht het niet. In ons recente boek ‘Ladders tegen wolken’ (wat ik mocht samenstellen met m’n twee coauteurs Hans Bakker en Michiel Jak) hebben we vanuit onze vlieguren met dit type casuïstiek onze aanpak (een soort van routekaart) uitgebreid beschreven. Waarin we inzichtelijk maken hoe die nieuwe vormen van sturing en leiderschap er dan naar onze bescheiden mening uit zou kunnen zien. Gericht op concrete maatschappelijke waardecreatie.
Ladder van vijf
Dit alles gebaseerd op een vijftal essentiële ervaringen:
- Er moet sprake zijn van een beleefde urgentie (‘burning platform);
- Waarin de (maatschappelijke)opgave centraal staat – niet het eigen koninkrijk (‘meer dan 90 procent van dit type innovaties komt tot stand tussen organisaties’);
- Met nadrukkelijke aandacht voor het belang van sociale innovatie (‘technologie is slechts in een kwart van de gevallen de driver’; vraagt écht om anders te kijken en te doen);
- Voorzien van zowel een gemeenschappelijk, ambitieus maar vooral tastbaar doel (‘man on the moon’ achtig van opzet) als een sluitende valuecase (‘what’s in it for us all’);
- Met van een actieve ‘coalition of the willing’ – bij elkaar gehouden en gefaciliteerd door een verbindende kwartiermaker.
Professioneel opererende overheid
Ontegenzeggelijk dat de overheid hierin een cruciale rol heeft. Dat bewijst niet alleen de huidige coronacrisis, het wordt ook unaniem bevestigd door de innovatie-experts die we in het kader van de samenstelling van ons boek hebben geraadpleegd. Zoals de Rob (Raad voor openbaar bestuur) al in 2015 voorspelde in haar rapport ‘Sturen én verbinden’. Helemaal in een versnipperd landschap met een mêlee aan spelers. Om zo the lead te nemen en om partijen rondom zo’n (eco)systeeminnovatie te verbinden. Om in bijvoorbeeld een ‘24u cocreatie’ mét elkaar te komen tot eerste stappen. En dat vraagt niet zozeer om een omvangrijke of zelfbewuste overheid, of een overheid die vooral met zichzelf bezig is, maar een invloedrijke en professioneel opererende overheid. Die luistert en partijen serieus neemt. Maar die vooral duidelijk regie neemt (richting geeft) en partijen bij elkaar brengt en verleidt om na te denken over ‘een betere wereld’. Waarin partijen ook worden aangesproken op hun eigen rol en verantwoordelijkheid. Zonder top-down de baas te willen spelen. Het hoeft geen betoog dat dit betekent dat het investeren in dit type competenties bij de overheid naar mijn smaak wel iets hoger op de prioriteitenlijst zou mogen staan … Wellicht iets voor ons komende regeerakkoord?
Bedrijfseconoom Dirk-Jan de Bruijn is actief op vlak van innovatie in mobiliteit én netwerkleiderschap. Hij schrijft deze blog op persoonlijke titel.