Video

‘Het is zaak om de digitale versnelling vast te houden’

Als het aan de deelnemers van het iBestuur Thuisdebat Special ligt, heeft de coronacrisis niet alleen geleid tot veel (persoonlijk) leed, grote (financiele) schade en andere ellende, maar heeft het ook positieve dingen opgeleverd. Zoals de digitale versnelling binnen de samenleving en de overheid met name. Volgens de deelnemers aan het debat is het zaak nu niet terug te vallen in oude patronen, maar de versnelling vast te houden.

Met de klok mee: Jos de Groot (EZK), Jan van Ginkel (provincie Zuid-Holland), Nathan Ducastel (VNG/VNG Realisatie)en Bas den Hollander (BZK). Beeld: screenshot iBestuur Thuisdebat Special

De coronatijd heeft een aantal dingen helder gemaakt. Zo zijn er de afgelopen maanden binnen de overheid, het bedrijfskeven en kennisinstituten flinke slagen gemaakt met betrekking tot digitalisering. “De crisis heeft veel kansen naar boven gehaald en die moeten we uitnutten.” Dat vonden ook de deelnemers aan het Thuisdebat: Bas den Hollander, directeur Directie Digitale Overheid, Ministerie van Binnenlandse Zaken; Nathan Ducastel, directeur Informatiesamenleving bij de VNG en directeur VNG Realisatie en Jos de Groot, directeur Digitale Economie, Ministerie van Economische Zaken. Volgens Den Hollander wordt er binnen de overheid al jaren gepraat over een aantal zaken, bijvoorbeeld over het spreiden van de pieken over de spitsen of het meer thuiswerken, maar eigenlijk is dat nooit tot een implementatie gekomen. “De coronacrisis heeft er onder meer toe geleid dat we in snel tempo het thuiswerken voor een erg grote groep mensen mogelijk hebben gemaakt.”

Ook Jos de Groot ervaart dat de coronacrisis ervoor heeft gezorgd dat er (binnen de samenleving/de overheid) dingen kunnen waarvan tot voor kort gedacht werd dat die niet mogelijk waren. “Zoals het bedrijfsleven dat laptops beschikbaar stelt voor het onderwijs.” Volgens De Groot is de uitdaging om dat gevoel en beeld vast te houden en verder uit te bouwen. “Daarbij moeten we niet alleen kijken naar het fundament van de digitalisering, dus ook de randvoorwaarden (zoals cyberweerbaarheid, privacywaarborg) goed op orde te brengen, maar ook via in de samenwerking met andere departementen, het bedrijfsleven en kennisinstellingen kijken hoe die stap verder is te zetten.”

Essentieel

Samenwerken (dat ook goed tot uiting komt bij de totstandkoming van het iBestuur Congres 2020) is ook het woord dat bij Nathan Ducastel opkomt als hij kijkt naar de gevolgen van de coronacrisis. “Kijk bijvoorbeeld naar zo’n Tozo-regeling (Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers) of naar de spoedwet digitale besluitvorming. “Door samen te gaan zitten met professionals op het gebied van uitvoering, juridica, geld en beleid én politieke inzichten, zijn we de afgelopen maanden in staat geweest om mooie dingen maken te maken die uitvoerbaar blijken en werken. Ik denk dat we dát vooral moeten meenemen en richting de toekomst moeten vasthouden. Die mate van samenwerking en die integraliteit in het vinden van oplossingen is, denk ik, essentieel voor de komende jaren.”

Ondanks de titel van de online bijeenkomst, werd het nergens een écht debat tussen de drie. Daarvoor waren de drie het te veel met elkaar eens. Daarbij maakte het niet uit of het nu ging over de al genoemde samenwerking (“Ook binnen departementen”), het beleid van het huidige kabinet in deze coronatijd, het toenemende belang van digitale vaardigheden voor met name bestuurders en politici (“We kunnen ons niet meer permitteren dat bestuurders die digitale vaardigheden niet hebben en eigenlijk kan niemand zich meer permitteren”) of de (positieve) opstelling van de Europese Unie als het gaat om digitalisering (“Europa heeft wel echt leiderschap getoond. Dat soort leiderschap gun ik ons in Nederland ook”). Ook toen moderator Jan van Ginkel, concerndirecteur bij de provincie Zuid-Holland, de drie bevroeg over hun persoonlijke lessen uit de coronocrisis, kwam er een zo goed als eensluidend antwoord: ‘Thuiswerken mag dan veel efficiënter zijn dan fysieke bijeenkomsten, het is ook intensiever en zo langzamerhand beginnen we onze collega’s toch ook wel te missen…’

  • Harry van Zon (BV) | 7 juli 2020, 15:37

    Het iBestuur Thuisdebat ‘Op weg naar het iBestuur Congres 2020’ was aangenaam en informatief. Maar het bleef wel tamelijk oppervlakkig, waarbij ook doel en middel toch enigszins dooreen liepen.

    Het onderwerp, de digitalisering van (of bij? of door?) de overheid is behoorlijk veelkoppig. Het zou zo prettig zijn als er richting zou worden gegeven aan de ontwikkelingen, een visie daarover zou worden geformuleerd.

    Die visie zou bijvoorbeeld kunnen stellen dat de digitalisering op zichzelf géén doel is voor de overheid. Het gaat dus ook niet om de digitalisering zelf, maar om de effecten van deze technologische ontwikkeling, die de productie, verwerking, opslag en uitwisseling van informatie betreffen.

    In die context zou één van de eerste noties kunnen zijn dat de informatie op het politieke vlak niet moet worden vermengd met de informatie in de uitvoering. Deze notie is overigens al gemeengoed: de beleidsproductie en de uitvoering zijn niet voor niets organisatorisch uit elkaar gehaald (voor het grootste deel van de rijksdienst, niet voor alles – maar een exposé daar over valt buiten het bestek van deze reactie).

    Een andere notie is echter nog géén gemeengoed, namelijk dat de informatie-uitwisseling binnen de overheid een andere sturing vereist dan de informatie-uitwisseling met burgers en bedrijven.
    De digitalisering van het contact met de burger en het bedrijf, moet dus scherper worden onderscheiden van de digitalisering van de interne werkprocessen. Natuurlijk zijn er afhankelijkheden, maar op dit moment loopt dit nog veel te veel door elkaar, wat een belangrijke oorzaak is dat burger en bedrijf het contact met de overheid als problematisch ervaren. De interne werkprotocollen en algoritmen worden als het ware opgelegd aan de buitenwereld – dat heeft een vervreemdend effect, om het maar zachtjes uit te drukken.
    Terecht wordt dus ook steeds luider en vaker geconstateerd dat het onze overheid ontbreekt aan een visie op de digitale aspecten van de dienstverlening – zie daarvoor bijvoorbeeld het WRR-rapport ‘Weten is nog geen doen’ en het rapport Regels en Ruimte plus de kabinetsreacties daarop.

    De basis voor zo’n visie moet uiteraard zijn dat wordt geredeneerd vanuit die burger of dat bedrijf, waarbij dus ook rekening wordt gehouden met het ‘doenvermogen’ (WRR), én met de behoeftes. Dat betekent nogal wat, zowel op het vlak van organisatie als op dat van de noodzakelijke (basale) voorzieningen.

    Eerst over organisatie: sowieso moet het contact met burgers op verschillende manieren kunnen plaatsvinden – dus digitaal, telefonisch én persoonlijk (en voorlopig ook nog via Tante Pos). Er mag en kan natuurlijk gestuurd worden op efficiency, maar zeker het telefonisch contact moet absoluut een optie zijn (zie het project ‘Prettig contact met de overheid, PCMO). Indien een burger persoonlijk contact noodzakelijk vindt, dient dit zo dichtbij mogelijk plaats te vinden, bij de gemeente dus, als poort voor alle overheidsinstanties. De gemeentelijke loketbeambte kan overal bij helpen, via telefonisch contact met de relevante instanties. Op deze manier kan voor gerezen problemen een passende oplossing of aanpak worden geboden (zie in dit verband het rapport van Pels Rijcken: Maatwerk met de AWB).

    Over de voorzieningen: bepaalde basisvoorzieningen moeten voor de hele overheid hetzelfde zijn, wil de burger of het bedrijf niet verdwalen in een digitaal oerwoud. Die basisvoorzieningen betreffen: digitale toegang tot van de eigen gegevens, (deels) ook beheer daarvan, en een toegangsvoorziening. Voor grote bedrijven is hier al een en ander geregeld, maar voor de kleintjes en de burgers nog maar heel weinig…

    Om met de toegangsvoorziening te beginnen: sinds de tijd van Napoleon borgt de overheid jouw identiteit, door registratie van persoonsgegevens en uitgifte van persoonsdocumenten. In de digitale versie betekent dit dat de overheid een kwalitatief superieur authenticatiemiddel dient uit te geven, een middel dus dat mede het hoogste haalbare beveiligingsniveau biedt. Kortom: een elektronische ID-kaart met daarop een digitale handtekening, vanzelfsprekend gratis te verstrekken. Uiteraard moet dit efficiënt, dus deze ID-kaart zal (bijvoorbeeld) óók als bankpas moeten kunnen worden gebruikt (het is al een reisdocument). Het moet ook effectief zijn, bijvoorbeeld doordat de ID-kaart kan worden gebruikt om toegang tot besloten sites te reguleren – bijvoorbeeld sites voor kinderen afsluiten voor onbekende volwassenen. En natuurlijk kan de ID-kaart ook op de smartphone worden geïnstalleerd.

    Wat betreft de toegang en het beheer van de eigen persoonlijke gegevens, zal een forse slag moeten worden gemaakt wat betreft beheer, functionaliteit, content en beveiliging van de basisregisters, naast een slag wat betreft samenhang, onderlinge afstemming en uitbreiding van het aantal.

    Tenslotte: in het Thuisdebat kwam aan de orde dat onze politici (Tweede Kamer) op cursus moeten om de digitalisering onder de knie te krijgen (mijn woorden). Dat gaat natuurlijk niet werken, want het is een verkeerde insteek, naar mijn mening. Wat wel moet, is dat de Tweede Kamer in gewoon Nederlands duidelijk wordt gemaakt wat er digitaal aan de hand is, en wat er moet gebeuren om hier als overheid goed op in te spelen.
    Misschien helpt bovenstaande een beetje bij een ook voor onze politici begrijpelijke boodschap?

Plaats een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Registreren