Digitalisering en democratie
Artikel

Verslag Keukentafelsessie #8 ‘Nieuwe informatiewet nodig?’

Het Keukentafelgesprek vond plaats op 20 april in de bibliotheek in Zutphen.

De huidige informatiebepalingen in de diverse wetten sluiten niet voldoende aan, en pakken wellicht ook niet alle problemen op waar burgers en bedrijven in de informatiesamenleving mee kampen. Bovendien is sturing op ICT beperkt mogelijk. Kortom: voldoende stof voor gesprek aan deze achtste keukentafel.

De bibliotheek in Zutphen was dit keer de locatie voor het Keukentafelgesprek. Een bijzondere locatie, want de bibliotheek is gehuisvest in een voormalige kerk. Het is een plek waar mensen niet alleen informatie vinden, maar elkaar ook ontmoeten en van elkaar leren, zei Jacqueline Roelofs, directeur van de bibliotheek Berkel en IJssel, in haar welkomstwoord.

Moet er een nieuwe informatiewet komen? Om deze vraag goed te kunnen beantwoorden, werd gekozen om het vraagstuk “van buiten naar binnen” af te pellen, zei Zuurmond. “We beginnen bij de burger, verkennen daarna wat de overheid hierin mag en moet doen en tot slot bespreken we welke sturing nodig is.”

De datawerkelijkheid challengen

“Er is een machtsdisbalans tussen de burger en de overheid. De burger heeft geen zicht en geen controle op wat de overheid met gegevens doet,” zei Sander van der Waal, onderzoeksdirecteur Waag Futurelab. Met de toenemende digitalisering en dataficering van de overheid, komt de burger bovendien steeds meer op afstand te staan. Zijn pleidooi: “Zorg ervoor dat er voor burgers altijd een mogelijkheid bestaat om de datawerkelijkheid te challengen. Dat gaat verder dan een correctierecht, want dat is altijd op basis van de gegevens die al verzameld zijn. Mijn voorstel houdt in dat er altijd ruimte is om de werkelijkheid van burgers mee te nemen, zodat in interactie met burgers een beslissing kan worden aangepast.” Hij wijst erop dat nu vaak bij problemen in de uitvoering nog meer data worden verzameld, terwijl dat niet altijd de oplossing is. “In sommige gevallen is het beter om samen met burgers een probleem te bekijken en oplossingen te verkennen.” Dit ‘right to challenge’ hoort wat hem betreft in een informatiewet.

Macht big tech

Laura de Vries, wetenschappelijk medewerker Mr. Hans van Mierlo Stichting, wees op de te grote macht van big tech bedrijven: “Waarden als vrijheid, privacy en democratie staan daardoor onder druk.” Om ervoor te zorgen dat digitalisering niet leidt tot sociale ongelijkheid en discriminatie, mag de overheid hier scherper op zijn, zei ze: “Als de overheid hier heldere standpunten over inneemt, dan kunnen die vertaald worden in rechten voor burgers.” Van der Waal ziet redelijke consensus bij politieke partijen op wat er moet gebeuren om de macht van big tech aan te pakken, maar ziet ook dat ‘Den Haag’ afwacht wat de Europese Unie op dit vlak beslist. “We mogen in Nederland hier wel wat meer in vooroplopen,” concludeerde hij.

We willen als gemeente transparant zijn, maar hebben daar beperkte middelen en kennis voor.
Sjoerd Wannet, wethouder gemeente Zutphen

Sjoerd Wannet, wethouder gemeente Zutphen, brengt tot slot van dit onderdeel over het perspectief van de burger de gemeentelijke realiteit in: “We willen als gemeente transparant zijn en bijvoorbeeld inzage geven in de algoritmes die we gebruiken, maar daar hebben we beperkte middelen en kennis voor.” Hij pleit daarom voor het realiseren van een publieke infrastructuur, door de Rijksoverheid, waar alle gemeenten gebruik van kunnen maken. “De onderlaag van die infrastructuur zou publiek bezit moeten zijn, waarop leveranciers hun diensten kunnen aanbieden. Dan kunnen gemeenten invullen welke diensten ze willen gebruiken.” Hoe vertaalt hij dit naar rechten voor burgers, vroeg Zuurmond. Wannet: “Het kan een recht voor burgers zijn dat die erop kunnen rekenen dat de overheid een publieke basisinfrastructuur ontwikkelt en gebruikt.”

Werken aan vertrouwen

Bert de Vries, directeur Stadsarchief Amsterdam, plaatst niet de burger zelf centraal, maar de relatie tussen de burger en de overheid: “Onze ervaring met uitgebreide Wob-verzoeken is bijvoorbeeld dat als je met de aanvrager gaat praten, er vaak een ander soort vraag achter zit. En dat om die vraag te beantwoorden, minder informatie of andere informatie nodig is. Daar kom je alleen achter in een gesprek. Zet die relatie met de burger dus meer centraal. Daarmee werk je ook aan het vertrouwen tussen burger en overheid.” In een informatiewet moet wat hem betreft de plicht van de overheid worden opgenomen om burgers actief te informeren. Een plicht die proactief wordt ingevuld: “Waarom geven we burgers bijvoorbeeld niet hun dossier als een zaak is afgesloten?”

De wetgever heeft het eigenlijk al best aardig voor elkaar, met wetten als de Woo, de Archiefwet en de AVG.
Mariette Lokin, bestuurslid Nederlandse Vereniging voor Wetgeving

De burger als uitvoeringsdeskundige

Is een nieuwe informatiewet eigenlijk nodig? Mariette Lokin, bestuurslid Nederlandse Vereniging voor Wetgeving, plaatst daar kanttekeningen bij: “De wetgever heeft het eigenlijk al best aardig voor elkaar, met wetten als de Woo, de Archiefwet en de AVG. Het is vooral belangrijk dat wat in deze wetten staat, wordt geoperationaliseerd. Het is de plicht van de overheid om de informatiehuishouding in te richten conform de normen die deze wetten stellen.” Wetten sluiten echter niet altijd aan bij de uitvoeringspraktijk, zei Zuurmond. Lokin erkent dat: “Dat kan worden opgelost door bij het maken van een wet veel meer interdisciplinair samen te werken, in de hele keten. Van wetgevingsjuristen tot uitvoeringsdeskundigen.” Daar hoort de burger dan ook bij, want dat is de uitvoeringsdeskundige bij uitstek, constateerde De Vries.

Verplichte standaarden

In de praktijk blijkt dat wetten tegengestelde eisen kunnen stellen, vertelde Marc Holtman, bestuurslid Koninklijke Vereniging Archiefsector Nederland en ook werkzaam bij het Stadsarchief Amsterdam. “Wij hebben een publicatiekanaal, Open Amsterdam, waar we proactief op publiceren, gebaseerd op de Woo. Voor de Archiefwet gebruiken we dezelfde voorziening. Wat precies onder welke wet valt, zorgt voor vertragende discussies.” Lokin: “Kun je niet een generieke voorziening gebruiken waarin je verschillende labels kunt toevoegen? Mensen denken vaak dat het niet kan, maar als je de wetten analyseert dan kan het vaak wel.”
Waar behoefte aan is, is een set van basisuitgangspunten voor een voorziening, zei Holtman. “Dan kunnen we bijvoorbeeld dezelfde metadata gebruiken. In een nieuwe informatiewet zou wat mij betreft moeten staan dat er een verplichte keuze is voor een standaard voor metadatering. Of in ieder geval de voorwaarde dat je een standaard kiest, dat zou al een stap vooruit zijn.” Lokin wees op de onlangs aangenomen Wet digitale overheid, waarin een bepaling is opgenomen over standaarden die overheidsbreed moeten gelden: “Laten we daar in de informatiewet naar verwijzen.”

Er moet flink worden gereorganiseerd bij de overheid om de messen scherp te krijgen.
Bart Nieuwenhuis, emeritus hoogleraar innovatiemanagement Universiteit Twente

Scherpe messen

“Het is belangrijk om een norm te hebben en daar kan een nieuwe informatiewet in voorzien. Essentieel is echter dat er controle is op de uitvoering van de wet en dat de omstandigheden zodanig zijn dat de overheid deze wet kan uitvoeren,” zei Bart Nieuwenhuis, emeritus hoogleraar innovatiemanagement Universiteit Twente. Daar ziet hij de nodige uitdagingen: “De overheid vraagt en gebruikt veel data van burgers, dat is noodzakelijk voor haar functioneren. Daarbij hoort de plicht om daar zorgvuldig mee om te gaan. Het is echter zeer de vraag of de overheid voldoende geëquipeerd is om goed om te gaan met de informatiesystemen die ze hiervoor gebruikt.” Van slagers wordt verwacht dat ze hun vak beheersen en dat hun messen scherp zijn, van de overheid mag ook worden verwacht dat de messen scherp zijn, zei hij. “We hebben in het bedrijfsleven gezien dat de digitalisering leidde tot compleet andere businessmodellen. De overheid staat nog maar aan het begin van dat proces. Er moet flink worden gereorganiseerd bij de overheid om de messen scherp te krijgen.”

Focus op de bedoeling

Het derde onderdeel van het keukentafelgesprek focuste op sturing, planning en verantwoording over IT. Daarvoor is het belangrijk ons te realiseren dat we in een verandering van tijdsgewricht zitten, zei Ruth Deckers, Lead Partner Overheid, IBM Consulting: “Het gaat niet meer om de ontwikkeling van technologie, maar om hoe je omgaat met data en daar je verantwoordelijkheid als overheid in neemt. Het effect van technologie wordt altijd bepaald door mensen. Daar moeten we het gesprek over voeren; over de kaders die we nodig vinden en welk effect we willen bereiken.” Zuurmond refereerde in dit kader aan de Woo en de 17 categorieën die deze wet definieert voor openbaarmaking: “De focus van menig programmamanagement ligt op die categorieën, niet op het uiteindelijke doel van de wet. Terwijl het om de bedoeling gaat!”

Balans tussen onderhoud en innovatie

Zeger Baelde is directeur bedrijfsvoering bij de RDW en daaronder valt ook ICT. Kan hij voldoende sturen op informatievraagstukken? “Als CIO ben je een soort alleskunner. Je moet goed uitvoeren wat is besloten, de basis op orde krijgen en houden en tegelijkertijd innovatie naar binnen halen. Ik vind dat een lastige combinatie. Persoonlijk vind ik dat we eerst de basis op orde moeten krijgen voordat we gaan innoveren.” In het wegennet speelt dat er bijna geen geld is om te investeren in innovaties, omdat alles opgaat aan het onderhoud van het bestaande wegennet. Iets dergelijks speelt in de ICT, zei hij: “Daarom zijn we steeds op zoek naar de balans tussen onderhoud en vernieuwing.”

Wij willen soms optimalisaties doorvoeren in onze processen, maar kunnen daarvoor niet zomaar data gebruiken.
Zeger Baelde, directeur bedrijfsvoering bij de RDW

Data laten stromen

Tim Faber is programmamanager IBDS (interbestuurlijke datastrategie), het programma dat tot doel heeft om de overheid te ondersteunen bij het op een volwassen en moderne manier gebruiken van data. In de woorden van Zuurmond moet “data stromen”, maar dat doet het nu vaak niet. Faber: “We zien dat overheden allemaal tegen een aantal vraagstukken en belemmeringen aan lopen als het gaat om het gebruiken van data. Zoals grenzen aan wat technologisch gezien kan en wat wettelijk gezien mag. En als duidelijk is wat kan en mag, dan nog is het niet vanzelfsprekend dat data gedeeld en gebruikt worden.” Baelde: “Wij willen soms optimalisaties doorvoeren in onze processen, maar kunnen daarvoor niet zomaar data gebruiken. Dit moet wettelijk geregeld worden, in samenwerking tussen beleid en uitvoering. Het is niet altijd eenvoudig om dat bij het ministerie hoog op de agenda te krijgen.”

Advies en doorzettingsmacht

Tot slot refereerde Zuurmond aan zijn voorstel om een comité in het leven te roepen dat belangen afweegt als professionals er niet uitkomen bij een vraagstuk rondom het delen van data. In België bestaat dat al. Faber denkt dat het kan helpen: “Naast een adviserende functie zou zo’n comité ook doorzettingsmacht moeten hebben.” Dan zouden vraagstukken waar data uit verschillende bronnen voor nodig zijn, zoals data over de oversterfte tijdens de coronacrisis, sneller opgelost kunnen worden. Zouden camerabeelden van de gemeentelijke parkeercontroles ook gebruikt kunnen worden om geparkeerde gestolen auto’s op te sporen. En had de overheid de energietoeslag niet aan elk huishouden hoeven geven, maar alleen aan de huishoudens die dat gezien hun inkomen het hardst nodig hebben. Het zijn maar een paar voorbeelden die tijdens het Keukentafelgesprek werden genoemd, waaruit blijkt dat de overheid meer zou kunnen doen met data, mits dit zorgvuldig gebeurt. Tijdens het gesprek in de bibliotheek in Zutphen werden geen harde uitspraken gedaan over of daar een nieuwe informatiewet voor nodig is, of dat het volstaat om bestaande wetgeving beter uit te voeren. Nut of noodzaak? Er is nog veel om over na te denken…

Plaats een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Registreren