Wat kan de ICT-wereld leren van wat er in de bouw is geoperationaliseerd? Middels bijvoorbeeld vormen van ketenintegratie.
Sprak recent een gewaardeerde collega – met behoorlijk wat ervaring in de bouwsector – die zich ernstig verbaasde over het feit dat het partnership in de ICT wereld nog zo ver te zoeken is. Noemde verschillende voorbeelden van vechtmodellen met sterk gejuridificeerde vraagstukken waarbij het al oude win/win concept ver te zoeken was.
In onderlinge verstaring elkaar de schuld geven. En uiteraard is de bouw niet te vergelijken met de ICT-business. Natuurlijk heeft de bouw veel tijd gekregen om te komen tot betere vormen van samenwerking. En waren daar fikse aanvaringen voor nodig. Of dieptepunten, zoals de bouwfraude. Maar gelet op de agenda van de komende periode rechtvaardigt het volgens mij om eens te kijken wat de ICT-wereld kan leren van wat er in de bouw is geoperationaliseerd. Middels bijvoorbeeld vormen van ketenintegratie.
Het geheim? Alle partijen – dus ook opdrachtgevende partij! – committeren zich voor 100 procent én zijn bereid om qua houding en gedrag te veranderen. En de volgende voorwaarden zijn daarbij absoluut key:
1. Volledige transparantie: alleen wanneer de samenwerkende partijen openheid van zaken geven, ook financieel, ontstaat onderling zakelijk en bewezen vertrouwen en respect voor elkaars bedrijfsvoering.
2. Verenigen van zakelijke belangen: synergie ontstaat als alle partijen een gezamenlijk belang hebben. Zoals kwaliteit van dienstverlening, kwaliteit van het eindproduct en de visie op duurzaamheid.
3. Gezamenlijke winst- en verliesrekening: alle partijen profiteren van behaalde winsten en delen gezamenlijk verliezen.
4. Continuïteit: transitie naar volledige ketenintegratie is een langdurig proces en niet binnen één project zichtbaar. De samenwerking moet projectongebonden zijn en moet zich over meerdere projecten uitstrekken. Leerervaringen worden meegenomen van het ene project naar het andere project, zodat er steeds verder wordt verbeterd.
Want laten we wel zijn. Of we het nou wel of niet leuk vinden de transformatie van de eOverheid naar de iOverheid – waarbij we tegelijkertijd moeten afslanken en krimpen – betekent toch verder focussen op kerntaken. Over wat ten principale wel en niet een publieke taak is. Waarbij we als overheid meer en meer de regie strak in handen willen hebben, maar de uitvoering toch graag aan de markt moeten overlaten. Om zo ook maximaal gebruik te kunnen maken van de kracht én de innovativiteit van die markt.
Om dat alles mogelijk te maken heeft men in de bouw met elkaar nieuwe werkmodellen ontwikkeld. Zoals total cost of ownership, het life-cycle denken en de introductie van duurzaamheid. Want de toegevoegde waarde wordt niet geleverd door het gebouw over te dragen na oplevering, maar wordt pas geleverd door het gebouw te ontwerpen en te ontwikkelen met een goede vakkundige kijk naar het beheer van het gebouw! Waarbij de duurzaamheid van het gebouw centraal staat. Om dat mogelijk te maken wordt al in de ontwikkelfase nagedacht over de beheerkosten die materiaal- en ontwerpkeuzes met zich meebrengen. En door hier strategisch mee om te gaan, wordt over de levensduur heen gemeten, kostenefficiënter gebouw ontwikkeld met meer aandacht voor kwaliteit en wensen van de eindgebruikers.
En een cruciale sleutel voor het terugdringen van de faalkosten – geschat op 5 tot 20 procent van de kosten – is het werken in één geïntegreerd model. Met als uitgangspunt dat minimaal het bouwkundige-, constructieve- en installatietechnische deel van het project worden uitgewerkt in dat zelfde model. Want zo is er maximale afstemming tussen deze onderdelen. Betekent wel dat dit het werkproces van alle stakeholders raakt. Waarbij niet de eigen toko, niet de eigen (verborgen) agenda maar – heel huiselijk – gewoon het project centraal staat!
In de sfeer van William Shakespeare: “Als je een beetje beter wilt zijn, wees dan competitief. Maar als je exponentieel beter wilt zijn: wees dan coöperatief”.
Bedrijfseconoom Dirk-Jan de Bruijn is actief als kwartiermaker in het publieke domein en auteur van ‘Waar een wil is, is succes’ (Van Gorcum, 2013).
Wie een tijdlang aan de ene zijde van een spectrum vertoefde (hier: competitie), kan natuurlijk – als een gek – omzwaaien naar het andere uiterste van datzelfde spectrum (hier: coöperatie). Aldaar aangekomen blijkt doorgaans (ik druk me vriendelijk uit) dat de frustratie die de brandstof/ontsteking vormde voor de ommezwaai niet is opgelost, maar, integendeel, er slechts ietsje anders uitziet/aanvoelt enzovoort. Daar schiet m.a.w. niemand iets mee op.
Waar het natuurlijk om gaat is dat we er opnieuw van overtuigd raken dat we kunnen kiezen. Ja, kiezen! Op welke vlakken wilt u competitief zijn? En waar zoekt u zoal samenwerking. Dat we ons (op)nieuw realiseren dat competitie en coöperatie geen ‘vijanden’ zijn (of/of), maar ‘broederlijk’ samenhangen (en/en). Dat we ons (op)nieuw realiseren dat we eenmaal gekozen competitie/coöperatie-verhoudingen regelmatig moeten herwaarderen. Niets blijft vandaag de dag nog lang hetzelfde; zo’n beetje alles is in de afgelopen periode simultaan in beweging gekomen – en het einde lijkt nog niet in zicht.
Het was de ICT die ons in afgelopen periode meetrok in een tot dan tot ongekend heftige stroomversnelling. Een stroomversnelling die we vandaag de dag kenmerken als onze veranderlijke en vluchtige informatie- of netwerkmaatschappij. Onze maatschappij schakelde gretig op naar hogere versnelling: veranderingen die ‘vroeger’ enkele decennia nodig hadden om post te vatten, hebben nu genoeg aan een paar jaar (of nog minder) om in te burgeren.
In zo’n wereld blijft onze waardering voor, zeg maar even, ‘de dingen’ natuurlijk niet lang hetzelfde. Waar men eens een punt maakte van de eigen Chipper danwel Chipknip, of van een pinautomaat voor de (eigen) klanten, daar wil ieder weldenkend mens nu vooral gewoon gemakkelijk en snel geld. Streef m.a.w. voortdurend naar gezonde competitie/ coöperatie-verhoudingen – en (tip:) sla onnozele ontwikkelingsstappen zoveel als mogelijk over! Denk goed na op welk vlakken je zinvol competitie aangaat, waar je maar beter direct samenwerking kunt zoeken (wellicht tot competitie op een ‘hoger’ vlak), hoe die beide zich onderling verhouden en hoe snel die verhouding aan herwaardering toe is.